-
1 rough
adj. hard; ruw, grof; onbewerkt--------adv. ruw, grof, bars, streng, hardhandig, moeilijk; ruig; oneffen; ongeslepen--------n. gewelddadige kerel; iets in het klad geschreven; tegenslag--------v. ruw maken, ruw worden; zich gewelddadig gedragen; preliminair voorbereiden, in kort omschrijvenrough1[ ruf]3 ruwe staat ⇒ onbewerkte/onvoltooide staat♦voorbeelden:————————rough2〈bijvoeglijk naamwoord; roughness〉1 ruw ⇒ ruig, oneffen4 ruw ⇒ scherp, naar; wrang van smaak5 ruw ⇒ schetsmatig, niet uitgewerkt♦voorbeelden:3 rough behaviour • wild/baldadig gedrag4 rough luck • pech, tegenslaga rough time • een zware tijdrough wine • wrange wijnit is rough on him • het is heel naar voor hemrough justice • min of meer rechtvaardige behandelingrough quarter of the town • gevaarlijke buurt→ roughly roughly/————————rough3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ rough it • zich behelpen, op een primitieve manier leven————————rough4〈 bijwoord〉2 wild ⇒ ruw, woest♦voorbeelden:live rough • zwerven, in de open lucht leven -
2 coarsen
-
3 roughen
-
4 gnarly
adj. knoestig maken, ruw maken -
5 wiegen
wiegen1〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉————————wiegen21 wiegen, (doen) schommelen♦voorbeelden:1 (zich) wiegen, wiegelen ⇒ schommelen♦voorbeelden:sich in den Hüften wiegen • heupwiegen -
6 coarsening
French\ \ -German\ \ VergröberungDutch\ \ ruw makenItalian\ \ -Spanish\ \ -Catalan\ \ engrossimentPortuguese\ \ engrossamento; grosseiroRomanian\ \ -Danish\ \ forgrovningNorwegian\ \ -Swedish\ \ grövreGreek\ \ -Finnish\ \ puuttuva tieto; puuttuvaa tietoa aiheuttava prosessiHungarian\ \ durvulóTurkish\ \ kabalaştırmaEstonian\ \ -Lithuanian\ \ -Slovenian\ \ brutalnostiPolish\ \ brutalizacjiRussian\ \ огрубляющийUkrainian\ \ загрубінняSerbian\ \ цоарсенингIcelandic\ \ -Euskara\ \ -Farsi\ \ -Persian-Farsi\ \ درشتArabic\ \ تخشينAfrikaans\ \ vergrowwingChinese\ \ 粗Korean\ \ - -
7 aufrauen
-
8 mess up
in de war sturen, verknoeien; smerig/vuil maken; ruw aanpakken, toetakelen; in moeilijkheden brengenmess up〈 informeel〉2 smerig/vuil maken♦voorbeelden: -
9 grob
〈 gröber, (am) gröbst(en)〉2 grof, lomp, onbeschoft ⇒ ruw, onbehouwen3 grof, groot, ernstig4 grof, vaag, algemeen5 〈 scheepvaart〉ruw, woelig, onstuimig♦voorbeelden:1 grobe Arbeit • grof, zwaar, vuil werkjemandem grob kommen • tegen iemand grof worden4 ein grober Überblick • een algemeen, globaal overzichtgrob gerechnet • ruw geschat¶ aus dem Gröbsten heraus sein • het moeilijkste, ergste gehad, achter de rug hebben〈 spreekwoord〉 auf einen groben Klotz gehört ein grober Keil • op een grove kwast heeft men een scherpe beitel nodig -
10 toucher
toucher1 [toesĵee]〈m.〉♦voorbeelden:2 être doux, rude au toucher • zacht, ruw aanvoelen————————toucher2 [toesĵee]♦voorbeelden:1 n'y touche pas! • afblijven!sans avoir l'air d'y toucher, avec son, un air de ne pas y toucher • met een schijnheilig gezichtcet enfant touche à tout • dat kind komt, zit overal aantoucher à un sujet délicat • een teer onderwerp aanroerenne pas toucher à son capital • zijn kapitaal niet aansprekentoucher au but • het doel genaderd zijntoucher au port • de haven bereikenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanraken ⇒ betasten, voelen4 ontvangen ⇒ innen, incasseren8 vluchtig meedelen ⇒ bespreken, informeren♦voorbeelden:sa maison touche la mienne • zijn huis grenst aan het mijnetoucher qn. • met iemand in contact komenoù peut-on vous toucher? • waar kan men u bereiken?je l'ai touché par téléphone • ik heb telefonisch contact met hem gehadtoucher de près qn. • iemand direct aangaan1. m1) tastzin4) aanslag [muziek]5) digitaal onderzoek [medisch]2. v1) aanraken2) aanspreken, komen (aan)6) (be)spelen [muziek]7) bijten [vis]8) raken, treffen9) ontvangen, innen10) aangaan, betreffen12) bespreken, informeren -
11 ébaucher
ébaucher [eeboosĵee]♦voorbeelden:ébaucher un sourire • zwakjes glimlachenv1) ontwerpen, schetsen2) ruw bewerken3) beginnen -
12 verrohen
-
13 dirty
adj. vuil, vies, smerig; stormachtig--------v. vies, vuil; vies worden, vervuilendirty1[ də:tie] 〈bijvoeglijk naamwoord; dirtily〉1 vies ⇒ vuil, smerig2 obsceen ⇒ vuil, schunnig3 verachtelijk ⇒ laag, gemeen, oneerlijk4 sterk radioactief ⇒ met veel radioactiviteit/radioactieve neerslag, vuil♦voorbeelden:2 dirty words • obscene/vieze woordenplay a dirty trick on someone • iemand een gemene streek leveren¶ 〈 informeel〉 get the dirty end of the stick • oneerlijk behandeld worden, opgezadeld worden met het vervelendste werkwash one's dirty linen in public • de vuile was buiten hangendirty money • vuil werk toeslag————————dirty2〈 dirtied〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bevuilen ⇒ vuil/smerig maken————————dirty3♦voorbeelden: -
14 nap
netwerk uitwisselingspunt op grote schaal voorzien van schakelfaciliteiten en dienstbaar is als connectiepunt tussen twee InternetgebruikersNAP (network access point)nap1[ næp] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————nap2〈 napped〉1 dutten ⇒ doezelen, dommelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
15 puddle
n. plas--------v. vermengen; poedelen (in modder)puddle1[ pudl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————puddle2〈 werkwoord〉1 troebel/modderig maken -
16 push
n. druk; compressie; aanval; initiatief; hulp--------v. duwen; wegduwen; drukken; initiatief nemen; hasjiesj verkopenpush1[ poesj]1 duw ⇒ stoot, zet, ruk♦voorbeelden:〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 at a push • als het echt nodig is, in geval van nood2 druk ⇒ nood, crisis♦voorbeelden:1 to get a job like that you need a lot of push • om zo'n baan te krijgen moet je heel wat aankunnen2 if/when it comes/came to the push • als het erop aankomt/aankwam————————push21 duwen ⇒ stoten, schuiven, dringen2 vorderingen maken ⇒ vooruitgaan, doorgaan, verder gaan3 zich (uitermate) inspannen ⇒ doorzettingsvermogen/ondernemingslust hebben♦voorbeelden:2 push ahead/along/forward/on • (rustig) doorgaan/verder gaanpush by/past someone • iemand voorbijdringenpush ahead/along/forward/on with • vooruitgang boeken/opschieten metII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 stimuleren ⇒ bevorderen, promoten, voorthelpen, pushen3 druk uitoefenen op ⇒ lastig vallen, aandringen bij♦voorbeelden:1 push the button • op de knop/bel drukkenpush the car • de auto aanduwenpush a door open • een deur openduwenhe pushes the matter too far • hij drijft de zaak te ver doordon't push your sister to take that decision • zet je zus niet aan tot dat besluitpush one's way through a crowd • zich een weg banen door een menigteI pushed myself to do it • ik dwong mezelf het te doen〈informeel; figuurlijk〉 push someone about/around • iemand ruw/slecht behandelen; iemand commanderen, iemand met minachting behandelenthey pushed our work aside • ze schoven ons werk terzijde; 〈 figuurlijk〉 ze gaven ons werk geen kanspush back one's hair • zijn haar naar achteren strijkenpush back the enemy • de vijand terugdringenhe was pushed down • hij werd ondergeduwdpush oneself forward • zich op de voorgrond dringenpush someone forward as a candidate • iemand als kandidaat naar voren schuivenpush over a lady • een dame omverlopenpush over a table • een tafel omgooienthat pushed prices up • dat joeg de prijzen omhoogpush someone into action • iemand tot actie dwingenthe disaster pushed all other news off the front pages • de ramp verdrong al het andere nieuws van de voorpagina'spush one's work onto someone else • zijn werk op iemand anders afschuiven/aan iemand anders opdringenshe pushed him to the verge of suicide • ze dreef hem bijna tot zelfmoordpush oneself • zichzelf promoten, zichzelf weten te verkopen3 don't push your luck (too far)! • stel je geluk niet te veel op de proef!he is pushed (for time/money) • hij heeft bijna geen tijd/geld, hij zit krap (in zijn tijd/geld)he pushed me for money • hij probeerde geld van mij los te krijgen¶ push home • uitvoeren, toedienen, krachtig ondernemen/uiteenzettenthe attack was pushed home with considerable force • de aanval werd met veel kracht uitgevoerd -
17 rough up
-
18 rub
n. wrijving; schuring--------v. wrijven; schuren; smeren; laten glimmenrub1[ rub] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 there's the rub • daar zit de moeilijkheid, dat is het hem juist————————rub2〈 rubbed〉2 slijten ⇒ dun/ruw/kaal worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 wrijven ⇒ af/in/doorheen wrijven; poetsen, boenen2 schuren♦voorbeelden:rub cream on one's skin • crème op zijn huid smerenrub oneself down • zich stevig afdrogen3 rub away • wegslijten, afslijten -
19 wild
adj. wild; woest; ongecontroleerd; kwaad; te keer gaan; stormachtig; niet natuurlijk--------adv. wild; ongecontroleerd; doelloos--------n. woestenij, wildernis; (vrije) natuur; (in het) wildwild1[ wajld]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; the; vaak meervoud〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————wild2〈 wildness〉3 onbeheerst ⇒ onstuimig, grillig, losbandig6 dol ⇒ gek, waanzinnig7 woest ⇒ woedend, razend♦voorbeelden:drive wild • gek makengo wild • gek wordenwild idea • fantastisch ideea wild guess • een gok/gissing in het wilde weg, zomaar een gokwild horses wouldn't get/drag it from/out of me! • voor geen geld ter wereld vertel ik hethe has sown his wild oats • hij is zijn wilde haren kwijtwild camping • vrij kamperenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 woest ⇒ enthousiast, dol♦voorbeelden:————————wild3〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
20 grof
1 [groot van stuk] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 gros/grosse2 [ruw (bewerkt)] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 brut ⇒ 〈 ook figuurlijk〉 grossier 〈v.: grossière〉 ⇒ 〈 doek, vijl, vezel, zand〉 gros♦voorbeelden:die jongen is grof gebouwd • ce garçon est bâti en forcegrof papier • papier bruteen grof weefsel • un tissu grossiergrof zout • gros seliets grof schetsen • esquisser qc. à grands traitseen grove leugen • un grossier mensonge(een) grove nalatigheid • (une) négligence impardonnableeen grof schandaal • un vrai scandaleeen grove tegenstelling • un contraste crianteen grof woord • un gros motiemand grof behandelen • traiter qn. grossièrementdat is al te grof • c'est un peu grosnu maakt hij het te grof • maintenant, il y va trop forthet grove werk • les gros travauxgrove winst maken • faire de gros bénéfices
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon